Met
de Paasdagen van 1992 huurden we met vier vrienden en hun kinderen,
familie van de vrienden, en mijn achttienjarige broer Meran een huis in
het franstalige Belgische Vielsalm. La ferme du bonheur ... Het was een
twee verdiepingen hoog oud huis in een wegdorp, gelegen in een
landelijke omgeving compleet met weilanden en beekjes. Het waren koude
natte dagen. Mijn broer liep met een paar van de vrienden rond ons
tijdelijke huis toen er rakelijks iets naast hem viel. We moesten
nog zoeken wat het geweest kon zijn. Het bleek een kleine
babysteenmarter te zijn die uit het in de nok van het oude huis gelegen
nest was gevallen. Vriend en bioloog Stan stelde voor het diertje terug
in het nest te plaatsen. De moeder was waarschijnlijk geschrokken van
onze plotselinge bewoning. Wij hadden gezien de vele stofnesten ook de indruk dat het huis al
enige tijd niet bewoond was geweest. De moeder zou mogelijk teruggaan
naar haar jong. Er werd een ladder geplaatst en mijn broer legde het
beestje terug in het nest.
Stan
zei dat we wel diezelfde avond nog moesten controleren of de moeder
terug was, zoniet, dan moest het jong zo snel mogelijk voeding krijgen
en door ons geadopteerd worden. Bij het invallen van de schemer bleek de
kleine steenmarter, die hooguit een paar dagen oud was, nog alleen te
zijn zonder voeding en moederwarmte. De ladder werd weer neergezet, het
diertje gepakt en toen was het eerste probleem hoe komen we aan voeding.
Stan wist dat alleen babymelkpoeder zou voldoen en nog die avond moest een apotheek gevonden
worden waar babymelk in poedervorm te verkrijgen was. Dat leverde een
donkere tocht langs dorpen op waar de verstaanbaarheid van iedereen ook
niet erg hielp. Stan bleef uren weg. De kleine steenmarter was
uitgehongerd en waarschijnlijk ook deels uitgedroogd, maar het voeden
ging prima. Ook in de nachten gingen de voedingen door. En als hij niet
werd gevoed lag hij zoet te slapen in mijn boodschappenmandje, die we
aan een spijker aan de muur hadden opgehangen.
Nadat
de gezellige Paasdagen, met uiteindelijk toch wat zon, en dagenlange
grote ontbijttafels en dito diners weer voorbij waren, rees de vraag wat
te doen met onze kleine vriend. Stan heeft hem eerst mee naar Amsterdam
genomen en vandaar wist hij een adres te vinden in Limburg waar een
opvang was voor wilde dieren. Weer
ging er een auto naar het zuiden ... ditmaal naar de dierenopvang.
De
mensen daar waren zeer begaan en zeer verbaasd dat het gelukt was om
zo’n jonge steenmarter in leven te houden. Hij is daar in goede handen
gekomen. Maar letterlijk ‘in handen’ en daardoor inmiddels zo aan
mensen gewend en aan voer wat niet meer op natuurlijke manier kon worden
aangeboden, dat het onmogelijk was om hem ooit nog in het wild te
plaatsen. We
hebben ooit een film van deze mensen gekregen, helaas inmiddels vergaan,
waarop te zien was hoe de inmiddels groot geworden steenmarter met zijn
prachtige pluimstaart dikke vriendjes was met de kleine hond die daar
ook woonde. Het zijn speelkameraadjes geworden die samen veel pret
hadden, over elkaar heen buitelden en in elkaars staart beten.
Daarna
is er geen contact meer geweest, en ik weet niet hoe oud een steenmarter
kan worden, een hond van 23 jaar zou al een zeldzaamheid zijn, maar
misschien spelen ze nog steeds. Ergens in de hemel voor dieren.
Illustratie
Stan Klaassens uit zijn boek 'De Dieren in mijn Leven'.
Het
Parool, 2 december 2014
Het Parool, 25 april 2012
Baby-boommarter
|