De
weekbladen “Panorama” en “Katholieke Illustratie” wijdden in
oktober 1949 (nummers 41) een artikel met zwart-wit foto’s aan
het vertrek op 28 september 1949 van de 1500 man aflossingstroepen met de Volendam naar Indonesië,
het muziekkorps Huzaren van Boreel deed ze uitgeleide.
De
Panorama: Een troepenschip vaart uit.
“In
de Merwedehaven te Rotterdam ligt de Volendam onder stoom.
Vijftienhonderd man aflossingstroepen, die in stampvolle treinen uit
alle delen van het land worden aangevoerd, gaan zich inschepen, met
bestemming Indonesië. Als wij bij de douaneloods aankomen, zijn de
eerste groepen al aan boord. De jongens hebben hun zware plunjezakken en
andere bagagestukken naar hun verblijf gebracht en hangen in lange rijen
over de reling, luisterend naar het stafmuziekkorps van de Huzaren van
Boreel, dat onvermoeid op de kade heen en weer marcheert en frisse
marsen blaast. Af en toe blijven de muzikanten in twee halve cirkels
geformeerd staan en spelen een populair nummer. “Samba, Samba!”
roepen de jongens aan boord lachend, tot de kapelmeester welwillend aan
hun verzoek voldoet. Zij hebben ditmaal het recht, hun eigen programma
te kiezen. Ondanks het drukke uiterlijke vertoon hangt er een sfeer van
weemoed over dit toneel. Een paar dagen geleden hebben de jongens
afscheid genomen van hun familieleden en hoe vervuld zij ook zijn van
wat voor hen ligt, zij kunnen niet verhinderen, dat af en toe de
gedachte aan thuis een plotselinge schok geeft. Aan de kant van de haven
zijn de verschansingen ook druk bezet. Er varen bootjes heen en weer,
waarop verwanten een plaatsje hebben gevonden. Men zwaait elkaar met
vlaggetjes en kleurige doeken toe, er worden groeten uitgewisseld en
bemoedigende woorden geroepen. Dit vertrek is voor beide partijen heel
moeilijk: wanneer en hoe zullen zij elkander terugzien? De hele dag
rollen de troepentreinen aan en groep na groep scheept zich in. Zo wordt
het half zes; sleepbootjes hechten zich aan de Volendam, het muziekkorps
speelt het Wilhelmus. Langzaam zet de kolos (25620
ton)
zich in beweging. In de omliggende straten wordt de afzetting opgeheven
en hollend komt een grote menigte aangestormd: familieleden, verloofden
en kennissen, die voor het laatst willen proberen hun dierbaren te zien.
De opkomende mist maakt de gezichten spoedig onduidelijk, het schip
verdwijnt om een hoek, zij zijn op weg! Goede reis en behouden
terugkomst in het vaderland!”
De
Katholieke Illustratie: Weer ging een boot …. Vijftienhonderd namen
afscheid.
“Op
het Marconiplein te Rotterdam schuift een troepentrein langzaam tussen
twee lagen familieleden en kennissen door. De jongens puilen uit alle
coupéramen, wuiven met zakdoeken en gekleurde lappen en er klinken
blijde uitroepen, als zij onder de wachtenden hun verwanten ontdekken.
Enkele stoutmoedige meisjes zijn op de treeplanken geklommen – de M.P.
knijpt een oogje dicht – en rijden een eindje mee, hand in hand met
verloofde of broer, die op het punt staat de lange reis naar Indonesië
te ondernemen. Zo worden vijftienhonderd officieren, onderofficieren en
manschappen naar de Volendam gebracht. Van ‘s morgens tien tot ‘s
middags twee uur rollen de treinen naar de Merwedehaven, waar het
troepenschip hoog boven de kade torent. In loods 4 worden de laatste
formaliteiten vervuld; elk der soldaten worden twee pakjes sigaretten in
de hand gedrukt en dan begeven zij zich, een zware plunjezak op de
schouder torsend aan boord. Zij worden luidruchtig verwelkomd door
degenen, die hun zijn voorgegaan. Achter die luidruchtigheid, achter dat
drukke uiterlijke vertoon schuilen spanningen en ontroeringen die zij
niet willen verraden. Een paar dagen geleden, op de laatste dag van hun
inschepingsverlof, hebben zij bedaard of aangedaan – al naar hun aard
is – thuis afscheid genomen. Zij keken vertederd in de ogen van
moeder, voelden zich weer kind, toen de stevige hand van vader zich om
de hunne sloot. Nu staan zij voor nieuwe ervaringen en er is een grote
verwachting in hen, doch telkens gaat de gedachte aan wat zij moeten
achterlaten als een steek door hun hart. Het stafmuziekkorps van de
huzaren van Boreel marcheert op de kade heen en weer en kort de tijd met
pittige marsen. De soldaten hangen in aaneengesloten rijen over de
verschansing. Daar ergens achter die lange loods, die het uitzicht
belemmmert, weten zij hun verwanten. Straks, als de Volendam los komt,
zal de afzetting in de naar de haven leidende straten worden opgeheven
en dan zal er misschien nog even gelegenheid zijn naar vader, moeder of
verloofde te zwaaien. Wij lopen over de boordgang, maken hier en daar
een praatje, zien talloze soldaten met hun fototoestellen werken. Velen
zitten, soms in de onmogelijkste houdingen, te schrijven; anderen
herlezen een ‘s morgens ontvangen brief, die zij eigenlijk al van
buiten kennen. Aan de kant van de haven verdringen de jongens zich bij
de reling en als wij naderbij komen, zien wij een eindeloze processie
van bootjes, volgepropt met familieleden. Er klinkt vrolijk geroep over
het water en er wordt veel gelachen, maar soms wendt iemand zich
onverschillig om, bevreesd de anderen te tonen, hoe moeilijk dit
afscheid is. De rookpluim van de Volendam wordt dikker en de
sleepbootjes hebben al aangehaakt. De trossen worden losgegooid,
langzaam komt er licht tussen kade en schip. Een grote menigte komt uit
de omliggende straten aangestormd en terwijl de ontroering zich aan
beide kanten ontlaadt in een opgewonden gejubel, speelt het muziekkorps
plechtig het Wilhelmus. Zij zijn vertrokken, de vijftienhonderd, om de
plaatsen in te nemen van onderdelen, die onderweg zijn naar het
vaderland. Mogen zij onder de Hoogste Bescherming staan, mogen de tranen
bij hun terugkeer slechts tranen van vreugde zijn."
Steven Maarten Huiskes, 43e Zelfstandig Verkenningseskadron, Huzaren van
Boreel, nummer 22071929114. "De reis ging op 28 september 1949 vanuit de
Merwedehaven in Rotterdam via Het Kanaal, de Golf van Biskaje, de Straat
van Gibraltar, de Middellandse Zee, de havenstad Port Saïd van Egypte,
het Suezkanaal, de havenstad Aden van Jemen, de Indische Oceaan en de
Straat van Malakka naar de haven van Batavia op West-Java,
Tandjong-Priok. Het was een rustige reis. We vaarden in dichte mist door
Het Kanaal, en ook in de Golf van Biskaje was er nog slecht zicht. De
Indische Oceaan was zo kalm dat het wel bevroren water leek, alleen de
waterverplaatsing door de Volendam bracht er enige beweging in. In de
buurt van Sumatra kwamen we in ruw weer terecht en bleek niet iedereen
zeebenen te hebben. De reis zou normaal nog geen vier weken hebben
geduurd, maar de Nederlandse regering twijfelde of dit eskadron nog wel
uitgestuurd moest worden (2e politionele aktie), omdat er inmiddels
sprake was van een staakt het vuren.
Om die reden heeft de Volendam eerst langer in Egypte gelegen, waar ik
niet van boord ging, en vervolgens ook in Jemen. Hier werd wel een
beroep gedaan op hetgeen op mijn conduitestaat stond, ervaring als kok,
en kon ik van boord om in Aden proviand in te kopen.
De zware uniformen waren inmiddels omgeruild voor uniforme kleding
voor de tropen, de opstaande dienstpetten al in Nederland omgewisseld
voor de (bij Rolf in de Vijzelstraat) zelf gekochte zwarte baretten. Aan
boord werd de tijd gedood met mut na mut aardappels jassen, lezen,
schrijven, fotograferen en heel veel sigaretten roken. Er was een kermis
aan boord, we zagen dolfijnen en vliegende vissen, en op de Indische
Oceaan passeerden we de evenaar en doopte Neptunus de landrotten. Ook
werden er bekende films gedraaid zoals “Frieda” (1947) en “Hellzapoppin’”
(1941)."
|