Appeltaart
Voor het deeg:
320 gram bloem
120 gram roomboter
120 gram margarine (Oma vond het te
machtig met alleen boter)
160 gram basterdsuiker
3 gram zout
½ ei
Voor de vulling:
Kilo appels
(Oma gebruikte goudrenetten)
60 gram basterdsuiker
Citroen
Kaneel
Beetje bloem of custardpoeder*
50 gram gewelde rozijnen
De oven voorverwarmen op 170 graden.
Van de bloem, boter, basterdsuiker, het zout en het halve ei deeg
maken, en de helft gebruiken om een ingevette en bestoven springvorm
mee te beleggen. De appels schillen en in schijfjes snijden en de helft
hiervan op het deeg leggen, een laagje kaneel en suiker over de
appel strooien en hierop een laagje rozijnen leggen; dit nog een
keer herhalen. (Overgrootmoeder Droog-Königsdorf gebruikte hierin ook anijszaadjes). Van het overgebleven deeg een vlechtwerkje maken en bestrijken
met ei. In ongeveer 45 minuten gaar en lichtbruin bakken.
*Custardpoeder had Oma altijd in
voorraad, om vla's mee te maken, maar vooral ook als smaakmaker,
bijvoorbeeld bij stoofpeertjes van gewone peren, want er was geen geld om de duurdere echte
stoofperen te kopen.
|